top of page
  • Max Schmermbeck

Zelfliefde is een mythe


Zelfliefde is een mythe.


Een van de meest gangbare clichés van de hedendaagse maatschappij is dat je van jezelf moet houden en dat je ‘lief’ voor jezelf moet zijn. Op het eerste gezicht is dat een idee waar eigenlijk niemand het mee oneens kan zijn; wie is er nu tegen liefde en geluk? Is het niet goed dat mensen meer van zichzelf leren houden? Moeten we onszelf dan gaan haten? Mijn claim is echter niet dat we zelfliefde moeten vervangen door haat of onzekerheid. Dat zou een cynische opvatting zijn waar niemand iets aan heeft. Mijn probleem met het concept van zelfliefde ligt ergens anders, namelijk bij zowel de oppervlakkigheid als het sociale conservatisme dat eraan ten grondslag ligt. In plaats van het positieve en affirmerende verhaal dat zelfliefde lijkt te vertellen, is het in wezen een ondoordachte mythe die naadloos aansluit bij de (re)productie van de bestaande orde. Het is daarom hoog tijd om die mythe eens te kraken.


 Laten we eerst even stilstaan bij de vraag wat zelfliefde eigenlijk betekent. Een snelle Google-search levert tal van dit soort sites op, waar mensen tips, trucs en informatie kunnen vinden over hoe zij meer van zichzelf kunnen leren houden, zichzelf meer kunnen accepteren, en meer liefde voor zichzelf kunnen ontwikkelen. Hoewel er ongetwijfeld verschillen zijn tussen alle sites, lifestyle-coaches en zelfhulp-goeroes die dit evangelie prediken, is het uiteindelijke doel onder de streep ongeveer hetzelfde. Het gaat om zoiets als “erkennen dat je sterke en minder sterke kanten hebt, inzicht krijgen in jezelf en uiteindelijk het oprecht accepteren van jezelf. Het houden van jezelf zoals je bent” (citaat van de hierboven gelinkte site).


Het idee van zelfliefde is dus eigenlijk vrij simpel: jij hebt, als persoon, een bepaald houding naar jezelf. Als deze houding negatief is, komt dat doordat jij jezelf niet volledig accepteert. Je hebt bepaalde zwakke plekken, vertoont problematisch gedrag, of bent onzeker. In dat geval is er iets mis in de verhouding die jij tot jezelf hebt: je houdt niet van jezelf ‘zoals je bent’, dus van jezelf als geheel, maar je bent te kritisch of veroordelend. Het cruciale inzicht van zelfliefde is dat die verhouding maakbaar en veranderlijk is: jij hebt dan misschien sterke en minder sterke kanten, maar die vormen samen één geheel: jouw persoonlijkheid. Pas als jij dat geheel liefhebt, inclusief de goede en slechte kanten, accepteer jij jezelf volledig. Zo wordt de houding positief, en leid jij een gelukkiger en beter leven.


Het probleem is dat de gedachten over persoonlijkheid in deze denkbeweging misschien wel mooi klinken, maar zichzelf in feite tegenspreken. Aan de ene kant leunt het idee van zelfliefde namelijk expliciet op het bestaan van een holistisch ‘ik’. Dat ‘ik’ bestaat weliswaar uit goede en slechte kanten, maar die maken onderdeel uit van een omlijnd en afgebakend geheel: de persoon die jij herkent als je in de spiegel kijkt. Maar aan de andere kant gaat zelfliefde om een verhouding tot het ik: de kunst is immers dat jij jezelf liefhebt. Oftewel, er is ook altijd iets dat buiten jouw eigen ervaring valt, anders zou het immers onmogelijk zijn om je er op een bepaalde manier toe te verhouden. Als er niets is dat buiten de persoon valt, bestaat er slechts één immanente stroom van sensaties zonder externe waarnemer die beoordeelt, evalueert, liefheeft of afkeurt. Maar dit is duidelijk niet het geval. Het is onze zegening en onze vloek dat wij niet met onszelf samenvallen, en dat ook nooit zullen doen. Subjectiviteit is een gespleten, fragmentarisch proces, geen netjes en soepel gebeuren waarin jouw diepere ‘ik’ achter de schermen aan de touwtjes trekt. Het is precies in de splitsing tussen waarneming en waarnemer dat het gevoel van persoonlijkheid ontstaat, maar het kan nooit losstaan van die zoektocht. Die gespletenheid kan een persoonlijkheid voortbrengen die mooie dingen kan maken of voor mensen kan zorgen, maar zij maakt ook fragiele en angstige wezens van ons: de zoektocht naar het zelf is immers pijnlijk en lastig, en bovendien onophoudelijk. Het is een reis zonder bestemming of eindpunt.


We hoeven alleen maar om ons heen te kijken om te zien dat ons bestaan een onoplosbaar probleem vormt waarin wij niet met onszelf samenvallen. Als dat wel zo zou zijn, zouden zou wij onszelf kunnen controleren, beheersen en doorgronden. Dan zou er diep in ons altijd een duidelijke reden aan te wijzen zijn waarom wij bepaalde dingen denken, doen, voelen, of willen. Maar zelfs de meest toegewijde predikant van de zelfliefde-mythe zal moeten toegeven dat dat duidelijk niet het geval is: het bestaan is een complexe verhouding waarin de mens altijd op gespannen voet staat met zichzelf zonder die spanning ooit op te lossen. Dit toont aan dat het narratief van zelfliefde in feite twee tegenstrijdige dingen veronderstelt: er is een ‘jij’ dat je moet liefhebben door het als geheel te accepteren, maar die liefhebbende verhouding is alleen mogelijk als er een ‘jij’ bestaat dat daar altijd al buiten valt. Maar wie draait hier aan de knoppen? Wie controleert en observeert wie? Waaruit ontspringt de liefde en acceptatie, en waar is die op gericht? Ik kan mij geen versie van zelfliefde voorstellen die een sluitend antwoord heeft op deze vragen.


Dat brengt mij bij het tweede problematische aspect van zelfliefde: haar fundamenteel conservatieve karakter. Zoals ik hierboven al schreef, draait de mens in mijn opvatting van subjectiviteit niet zelfstandig en autonoom aan de knoppen. Zij is geen producent, maar wordt geproduceerd. Het gevoel van persoonlijkheid is geen beginpunt van waaruit de mens vertrekt, maar het eindpunt van een wirwar aan materiële, ideologische, biologische en neurologische stromen. De mens neemt deel aan die onpersoonlijke stromen en bestaat als een effect van hun productie, maar kan er niet los van staan. Zelfs de meest onverschillige, luie bankhanger is een product van de verschillende systemen waarbinnen hij zich begeeft. Zijn identiteit en plaats in de sociale orde zijn zowel de zijne (het is immers zijn ervaring en niet die van niemand anders), alsook datgene wat buiten hem staat: hij begeeft zich altijd al op het breekpunt van de geschiedenis, de politiek, de natuur, de ideologie en het kapitaal. Ook kiezen om niet mee te doen is een keuze binnen dat systeem, ook de roep van de macht negeren is er iets mee doen. Er is geen subjectieve identiteit buiten de systemen, er is slechts een subject-gemaakt-worden binnen de systemen.


Het conservatisme van zelfliefde schuilt in het ontkennen van deze verbinding tussen mens en wereld. Als mijn subjectiviteit wordt geproduceerd door de materiële en immateriële stromen waarmee ik in verbinding sta, houdt dat in dat een deel van mij gericht is op het reproduceren van de relaties die deze stromen mogelijk maken. Simpeler gezegd: wie ik ben, waar ik naar verlang, en hoe ik mij gedraag, zijn effecten van de wereld waarin ik leef. Maar die wereld is een grote bak met bagger, en produceert allerlei kortzichtige, problematische en egoïstische verlangens en ideeën in mij om zichzelf in stand te houden. Sociale formaties produceren immers mensen die actief verlangen naar hun voortbestaan. Dat geldt voor mij net als voor ieder ander: ik word niet gedwongen om te produceren, te schrijven, te werken, en te investeren in instituties en relaties, ik wil al die dingen doen. Ik heb een hekel aan het huidige systeem, maar ik wil wel successen behalen en nieuwe dingen produceren. Daarmee voorzie ik haar feitelijk van brandstof via de (grotendeels onbewuste) creaties van mijn lichaam, geest en kapitaal, ondanks de afkeer voor het grotere geheel die ik op rationeel niveau ervaar.


Maar waarom moet ik die delen van mijzelf liefhebben die gehecht zijn aan een wrede en kille maatschappij met al haar tekortkomingen en onrecht? Waarom kan ik geen woede, haat of frustratie koesteren voor het deel van de macht dat in mij voortleeft, maar niet in mij is ontsprongen? Dit is het giftige conservatisme van de zelfliefde. De mythe van zelfliefde zegt: er is misschien wel heel veel mis met de wereld, en er is ontzettend veel lijden, onrecht en narigheid, maar zolang jij je goed voelt over jezelf, zolang jij jezelf maar accepteert, is alles okee. Sluit jezelf af, trek jezelf liefkozend terug in het hermetisch afgesloten ‘ik’, snijd de affectieve banden door die jou met de wereld verbinden, en je leidt een goed en betekenisvol leven. Zelfliefde pretendeert het bestaan van een wereld zonder lijden, ongemak en frictie via de fantasie van een autonoom, zelfstandig zelf. Daarmee draagt zij in wezen een conservatieve boodschap uit waarin de wereld in al haar wreedheid door mag blijven denderen zolang het ‘goede gevoel’ van de zelfliefhebber gewaarborgd blijft.


Zelfliefde stelt daarmee een vraag die bedrieglijk is in zijn simpliciteit: hoe kan ik mij beter voelen? Die vraag lijkt onschuldig, maar in wezen is zij oppervlakkig en conservatief. Wij moeten de omgekeerde richting bewandelen door ons af te vragen waarom wij ons eigenlijk slecht voelen. Waaruit ontstaan onze angsten, neuroses en verlangens? Waar ligt de bron van onze pijn? Welk soort samenleving brengt ons voort? Het verkrijgen van ‘meer inzicht in jezelf’ zou op deze manier juist niet moeten leiden tot het ‘volledig accepteren van jezelf zoals je bent’, zoals de zelfliefde-site die ik een aantal keer heb aangehaald voorschrijft, maar tot protest en verzet. Want wat moet ik doen als ik erachter komt dat ik uit allerlei delen besta die ik helemaal niet lief heb, en ook niet lief wíl hebben? Wat is de gepaste reactie als ik verlangens en ideeën tegenkom in mijn persoonlijkheid die mij verbinden met een systeem dat ik afkeur? Moet ik die bedekken met de mantel der liefde? Of moet ik met ze worstelen, ze confronteren en bekritiseren? Waar ligt de werkelijke emancipatie? Hoe komen wij écht verder?


Zelfliefde is het aloude discours van de macht en de onderwerping, verpakt in een jasje van goede gevoelens en persoonlijke groei. Als concept weerspiegelt zij de oppervlakkigheid van onze cultuur en haar verafgoding van het ego, terwijl haar eigen logica dit narcisme volledig ondermijnt. Bovendien is zij van nature conservatief en voedt zij de bestaande orde door de fragmentarische productie van subjecten die, dronken van zelfliefde en verlangend naar macht, in het ongewisse blijven over de relaties die hun dagelijkse bestaan mogelijk maken. Laten wij voor altijd afscheid nemen van deze mythe: zij is nooit ergens goed voor geweest.

bottom of page