top of page
  • Lex van der steen

De ooievaar


Vanaf de vroege ochtend lezen en schrijven en afgeleid raken door al die zaken die zich verzamelen op het internet. Rond een uur of zes leek het mij een goed plan om de buitenwereld op te zoeken en een stukje te gaan rennen. Nu ik er zo over nadenk ben ik maar weinig origineel met de route die ik ren. Route, enkelvoud: het is altijd dezelfde. Maar hoewel de omgeving dan bekend mag zijn, rennen leidt je altijd af. In het begin van een rensessie is er nog ruimte voor onbedoelde gedachtes, maar naarmate de afgelegde afstand toeneemt en energie schaarser wordt, begint het lichaam om meer aandacht te vragen. En zo ging het vandaag weer.


Terwijl ik over het pad rende en mijn focus volledig lag bij het niet-opgeven, kwam ik plots tot stilstand door een ooievaar. Het aanzicht daarvan in ieder geval, maar voor mij voelde het alsof de ooievaar mij met intentie onderbrak. Ze stond daar, in alle rust het gras dat haar omringde te bestuderen en doorzoeken, en ontnam de concentratieboog die mijn rennen in stand hield van de spanning die een boog nodig heeft om een boog te zijn. Ik stond stil. De weide, het gemaaide gras, de bomen, ik, het pad, de wolken, het zonlicht en de ooievaar kwamen in dat moment samen in een opstelling waarin ik mij een aangesprokene voelde, en als antwoord het verloop van mijn reis moest veranderen.


Het rennen had de stroom aan gedachten al ingeruild voor een concentratie op het telkens weer zetten van een nieuwe stap. Maar nu dat laatste ook weggeblazen was, bleef er niets anders over dan ruimte. Ruimte om iets te horen, iets te zien.


De ooievaar keek op.


Ik zag dat ik gezien werd. Ik dacht niet, ik was er alleen. Ik was het gezien worden, en het kunnen zien van het gezien worden. En als zodanig werd het leven gebracht door de ooievaar, zoals ze dat blijkbaar vaker doen. Een andere ooievaar kwam aanvliegen, landde, en vervolgens vlogen ze samen weg. Afgezet bij mezelf lieten ze me achter.


Het duurde even voordat ik de opstelling weer terug-gepuzzeld had en het pad weer vrij was voor mij om door te rennen. Alles was hetzelfde, en toch besloot ik een andere route te nemen.


 

In 1822 werd er in de buurt van het Duitse dorp Klütz een ooievaar gevonden met een pijl in het lichaam. De 75 centimeter lange pijl was er een uit centraal Afrika. Deze ‘Pfeilstorch’, waarvan er in 2003 al 25 in Duitsland geregistreerd waren, was het eerste teken aan de hand waarvan men de migratie van vogels heeft leren begrijpen. Voor die ontdekking was het een mysterie dat bepaalde vogels compleet verdwenen op een gegeven moment van het jaar. Sommige zoölogen geloofden zelfs dat deze vogels wellicht veranderden in andere dieren. Een andere theorie, minder radicaal vanuit onze hedendaagse visie, was het idee dat deze vogels ergens, uit het zicht, overwinterden. Aristoteles had ook zo’n theorie.


 

Er was dus eens een stukje hout, dat groeide in centraal Afrika, waar een mens uiteindelijk een pijl van heeft gemaakt. Die pijl is vervolgens in een overtrekkende ooievaar geschoten, zodanig dat de ooievaar in leven kon blijven en zelfs doorvliegen (met een ondenkbaar kleine waarschijnlijkheid), en uiteindelijk is de pijl, met de vogel eromheen, in Duitsland terecht gekomen. Dat stukje hout heeft het mogelijk gemaakt voor de mensen daar om tot een begrip van vogel migratie te komen.


Kennis, en mogelijk ander soort inzichten, wordt altijd vergaard en mogelijk gemaakt binnen een bepaalde installatie van wereldse elementen. Als er een vogel was geweest om Newton af te leiden terwijl de appel viel, was de theorie van de zwaartekracht wellicht pas veel later ontdekt. De kennis die de wereld kenbaar maakt is altijd een samenkomst van andere vormen van kennis die kenbaar gemaakt worden. En, natuurlijk, is die kennis pas kenbaar inzoverre er een kenner is die in staat is die kennis op dat moment te ontvangen. De wereld maakt ons altijd al in zekere zin ontvankelijk voor de wereld, die ook altijd al kennis schept in de verbinding van alles met alles. Op elk moment van elke dag belichamen we een onuitdrukbaar specifieke ontvankelijkheid voor ...


Wat als we ons daar eens op concentreren? Wat kan ik (nu, vandaag, in dit moment) kennen?

bottom of page