top of page

Goede Smaak Bestaat Niet

  • Max Schmermbeck
  • Sep 27
  • 9 min read
ree



"Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is."

K. Schippers




Goede smaak bestaat niet

Mensen die creatief doen zijn het niet, net zoals mensen die creatief zijn het niet doen. In deze tekst zal ik uitleggen wat ik hiermee bedoel, om vervolgens uit te komen bij de ogenschijnlijk paradoxale stelling dat iedere creatieve daad onthult dat niets in de wereld van nature waardevoller, interessanter, beter of dieper is dan iets anders. De zeldzame zielen onder ons die daadwerkelijk creatief zijn begrijpen dat, en hun scheppingskracht is een uitdrukking van die grondgedachte. Zij zien namelijk waar het in de creativiteit uiteindelijk om draait: op ondoorgrondelijke, idiosyncratische, eigenzinnige, eigenaardige wijze iets origineels zien, voelen of creëren. Dat scheppingsproces staat op zichzelf en verwijst naar niets anders dan zichzelf; het is waardevol omdat het zich voltrekt. Alle waardeoordelen, alle hoogdravende thematiek, alle abstracties waar het vervolgens mee in verband wordt gebracht zijn per definitie parasitair. Daarom gaat scheppen vaak gepaard met zwijgen in plaats van met spreken, want iemand die écht iets op het spoor is, praat er zelden over. Diegenen die louter creatief doen begrijpen dat niet. Voor hun is creativiteit vooral een performance waarmee je aan anderen toont dat je weet wat goede smaak is, wat je hoort te doen als je creatief bent. Maar goede smaak bestaat niet, en alle oordelen over goede of slechte kunst, creativiteit of cultuur zijn onzin.


Creatief Doen

Ik herken ze meteen, de mensen die creatief doen. Ze zijn vaak knap. Altijd hip gekleed. Ze wonen in kamers die zijn ingericht op een manier die ik het beste kan omschrijven als ‘smaakvolle rotzooi’: een bonte verzameling spullen die allemaal niet echt een duidelijk doel dienen, maar wel met ontzettend veel aandacht en kunde zijn samengesteld. Meubels van IKEA zijn uit den boze, vintage stoelen van de lokale kringloop een must. Het ruikt er vaak naar wierook en sigaretten. Verspreid door de kamer staan oude lampen op verschillende hoogtes die doffig geel licht geven. Ergens ligt een boek van Nabokov of Tolstoj ‘toevallig’ op een armleuning. Er is altijd een platenspeler, pontificaal zichtbaar in de woonkamer naast een verzameling albums (waaronder minstens twee obscure jazzplaten) die iedereen zou moeten kennen, maar waarvan de eigenaar stiekem ook een beetje trots is dat niemand ze kent, want dat betekent dat zijn smaak bijzonder is.

           

En dan de bewoners van deze hippe zolderkamers. Ze vinden elkaar in bruisende vriendengroepen met actieve feest- en sekslevens. Vrijwel iedereen doet ‘iets’ creatiefs. Een gast klooit wat aan met een analoge camera, zijn muren hangen vol met foto’s waarvan ruim de helft bewogen is. Iemand in de groep speelt een beetje gitaar, een ander kon vroeger piano (en roept al twee jaar ‘dat ie dat echt weer op gaat pakken’). Iedereen leest literatuur (Sally Rooney). Er zit een vermaarde poëet bij. De verontrustend knappe meiden van de groep zijn allemaal weleens gevraagd voor een fotoshoot, een enkeling is vroeger model geweest.


Iedereen volgt het nieuws via de Volkskrant of het NRC. De meesten hebben ook een proefabonnement op De Groene Amsterdammer of Vrij Nederland, maar nieuwe opiniestukken worden zelden diepgaand besproken (nog geen tijd gehad om te lezen, tering veel tekst). Deze creatieve geesten volgen vaak opleidingen in de richting van graphic design, nieuwe media, creatief schrijven, mode of film. Ze zijn jong maar ook niet meer piepjong, omdat ze vaak al een ‘normale’ (lees: burgerlijke) studie hebben geprobeerd of zelfs afgerond alvorens hun nieuwe roeping te hebben gevonden. Er zijn bijbanen in de horeca. Doordeweeks wordt er een beetje gestudeerd, in het weekend wordt er gefeest, gerookt en gesnoven. Iemand in de groep is depressief maar kan wel heel mooi tekenen. Een ander verft wekelijks haar haar. Ze gaan graag samen met z’n allen op de foto.

 

--------------------------------

 

Er zijn twee redenen voor deze karikatuurschets. Ten eerste vind ik het leuk om te doen. Ten tweede concretiseert hij waar creatief doen in essentie om gaat, namelijk om de performance van ‘het andere’. Wees jezelf, is het credo, maar wel precies op de manier die wij aan elkaar voorschrijven. Aan de ene kant moet je afwijken (anders zijn dan de mainstream, unieke dingen doen, opvallen), aan de andere kant moet je erbij horen (de juiste dingen luisteren, zien, dragen, vinden en zeggen). In kringen waarin mensen creatief doen gaan vrijgeestigheid en ruimdenkendheid gepaard met vlijmscherpe oordelen over goede smaak: deze artiest is goed, deze niet. Dit boek is goed, dat is populair gepruts. En de goede smaak gaat natuurlijk nooit over het specifieke muziekstuk, festival of boek in kwestie. Het gaat erom wat het waarderen van die dingen zegt over iemand zelf. Luister je dit? Dan hoor je erbij. Luister je dat? Dan ben je af. Mensen die creatief doen wijzen traditionele poortwachters (massacultuur, de mainstream, alles wat populair is) met de ene hand af terwijl ze zichzelf die rol met de andere hand direct weer toe-eigenen.


Een anekdote ter illustratie: een medewerker van een creatieve hogeschool vertelde mij ooit dat zijn studenten geen muziek op durfden te zetten als ze samenkwamen om te hangen. De reden hiervoor was dat ze bang waren ‘het verkeerde’ op te zetten. Ze waren als de dood om genadeloos hard neergesabeld te worden door hun studiegenoten als ze een nummer zouden kiezen dat niet verfijnd, interessant of vernieuwend genoeg was. Niet alleen moeten deze hangsessies doodvermoeiend geweest zijn, de anekdote laat ook zien dat in een cultuur waarin er creatief wordt gedaan, iedereen constant moet raden wat er nu wel of niet collectief wordt geaccepteerd. Dit geeft het creatief doen haar paranoïde karakter, waardoor het uitmondt in een onrustige zoektocht naar bevestiging. Omdat goede smaak per definitie een ongrijpbaar, veranderlijk fenomeen is dat je niet kan vangen in logica of regels, zoekt iedereen constant koortsachtig naar wat het zou kunnen zijn. En in die paranoia functioneert het performatieve element als tegengewicht: langspeelplaten, Nabokov, een gitaar met vijf snaren in de hoek van de kamer. Het zijn signalen die de permanentie van goede smaak uit moeten stralen, die haar als het ware moeten waarborgen. Het belangrijkste is vooral dat anderen deze signalen zien en op waarde schatten. Interesses, voorkeuren en projecten zijn geen uitdrukking van iemands binnenwereld, maar een spektakel dat geëtaleerd moet worden. Het zijn manieren om via creatieve uitingen aan anderen te signaleren wie je bent en waar je thuishoort.

 

Alles is uniek

Het probleem met het geloof in goede smaak is dat zij over het hoofd ziet waar het in de creativiteit  daadwerkelijk om draait, namelijk dat niets in de wereld intrinsiek mooier, beter, waardevoller of interessanter is dan iets anders. Waarde, schoonheid en betekenis kunnen namelijk alleen ontstaan in een ontmoeting die per definitie voor iedereen uniek is. Er zit geen permanente schoonheid ‘in’ een kunstwerk of waarde ‘in’ een liedje. Er is slechts de mogelijkheid tot het ervaren van schoonheid in de ontmoeting met die dingen, en de mogelijkheidsvoorwaarden van die ontmoeting zijn oneindig. De reden hiervoor is dat mensen op volstrekt unieke wijze hun leven vormgeven. Iedereen fragmenteert de realiteit op zijn of haar eigen manier, put kracht uit bepaalde dingen om het leven te trotseren, geniet en ervaart op ondoorgrondelijke wijze. Hoewel de poortwachters van de goede smaak dit ontkennen, kunnen al die verschillende ervaringen niet met elkaar vergeleken worden. Alsof er een soort meetlat is die kan bewijzen dat de manier waarop iemand schoonheid vindt in Bach ‘beter’ is dan in Hazes. Nee, de schoonheid die in de ontmoeting ontstaat verwijst naar niets anders, betekent niets anders, is niet te reduceren tot iets anders. De schoonheid ‘is’ er gewoon, zij is levensvatbaar omwille van zichzelf. Daarom is niets vanuit zichzelf waardevoller dan iets anders; niets is op zichzelf waardevol. Maar juist daarom kan alles wel waardevol worden. Ray Fuego, rapper en frontman van de punkband Ploegendienst, vat deze gedachte prachtig samen als hij zegt:

 

Kijk. Als ik naar buiten ga en ik kijk naar mensen, mensen zijn kunst. Kleding is kunst. Eten is kunst. Ik ben altijd bezig met creëren, waardoor alles een creatie is. Mijn ogen zijn zo geprogrammeerd. Deze tafel is ook gewoon gemaakt door iemand. Deze fokking kaars is gemaakt door iemand. Dit fokking rek, dat lijkt op een doorsnee rek, maar als je er goed naar kijkt zie je dat het een heel mooi rek is. Deze plant is half dor, half levend, dat is ook gewoon prachtig. De scheuren in de muren. Alles is kunst, het is maar hoe je naar de wereld wil kijken. Sommige mensen zijn blind en moeten naar het museum om kunst te zien. Ik heb het museum niet nodig. Leven is kunst.’

 

In tijden waarin we murw worden gebeukt door de poortwachters van de goede smaak is dit een verfrissend perspectief: Ik heb het museum niet nodig. Leven is kunst. De kracht van deze uitspraak schuilt erin dat door te stellen dat alles kunst is, Ray Fuego tegelijkertijd zegt dat niets het op zichzelf is: hij kijkt naar een rek en ziet daar schoonheid in door de manier waarop hij – en alleen hij – kijkt, leeft, denkt en voelt. Voor hem is dat kunst. Daar kan je vervolgens twintig hoogdravende esthetische theorieën op loslaten die haarfijn onderbouwen waarom hij wel of geen gelijk heeft, maar het maakt allemaal niets uit. Voor hem is het kunst. Door Fuego’s manier van waarnemen kan ook een halfdode plant opeens als ‘prachtig’ verschijnen, terwijl die plant mij waarschijnlijk niet eens zou opvallen. Betekent dat dat de plant dan prachtig is? Nee. Het betekent alleen dat Ray Fuego dat een prachtige plant vindt. Niets meer en niets minder.


Wat dit voorbeeld laat zien, is dat creatief zijn erom draait dat je waarde kan vinden in iets dat volledig van jou is, dat voortkomt uit jouw specifieke manier van in-de-wereld-zijn. Iets dat anderen niet zien, waar geen groen licht voor is gegeven, waar niemand vanaf weet. Het betekent leven in jouw eigen hersenspinsels, een schepping mogelijk maken vanuit de unieke microkosmos van ervaringen, gevoelens, indrukken en vaardigheden die jouw leven kenmerkt. Het is een beetje zoals Stefan Zweig het beschrijft in zijn fenomenale Schaaknovelle: “Zolang ik leef hebben allerlei monomane, in één enkel idee opgesloten mensen mijn belangstelling gewekt, want hoe meer iemand zichzelf beperkt, des te dichter is hij bij het oneindige. Juist zulke schijnbaar wereldvreemde mensen bouwen op hun bijzondere terrein als termieten een merkwaardige, unieke miniatuurwereld voor zichzelf.” Die oneindigheid zoeken, opgeslokt en uitgespuugd kunnen worden door de meest uiteenlopende en nietszeggende dingen, dat is creatief zijn. Dat is het leven zien als een onvolmaakt kunstwerk.

 

 

 

Universele Concreetheid

Toen ik deze gedachte aan denkmagiër Lex voorlegde, bracht hij mijn idee een stap verder door te stellen dat dit niet alleen zou kunnen gelden voor creativiteit, maar voor het bestaan an sich. Hij stelt dat niets verwijst naar iets anders, dat niets iets anders ‘betekent’. Alles staat op zichzelf in zijn alledaagse, directe concreetheid. Een ‘vrouw’ is geen ‘vrouw’. Het is een mens dat wij onder een categorie scharen, waar wij een abstractie van maken. Zelfs dat woord ‘mens’ is op zijn beurt weer een abstractie die allerlei connotaties en geschiedenissen in zich draagt. Ben je daadwerkelijk een vrouw? Of een mens? Lex liet me inzien dat dit niet zo kan zijn, want het zijn allemaal slechts aannames, associaties en veronderstellingen die weer verwijzen naar andere aannames, associaties en veronderstellingen. Je kan je wel met zulke concepten identificeren, maar je bent ze niet. Je bent de geschiedenis niet, je bent andere vrouwen niet, je bent en blijft alleen wat er van moment tot moment gebeurt: een uniek, bestaand wezen dat op geen enkele manier te reduceren is tot iets anders. Je bent onherleidbaar, bijna schandalig concreet.


Maar die concreetheid is helemaal niet prettig. Ze is eerder beangstigend en verontrustend. Want waar je moet op steunen, waar je moet je je aan vasthouden als geen enkel concept of idee waarmee jij je identificeert daadwerkelijk iets over jou zegt? Als je nergens echt bij hoort en jouw bestaan naar niets buiten zichzelf verwijst? Hetzelfde geldt voor creatief zijn en creatief doen: wat als opeens op jezelf bent aangewezen om schoonheid of waarde te ontdekken? Wat als je niet meer bij poortwachters kunt aankloppen om de goede smaak te peilen? Met die vragen kunnen we moeilijk omgaan. Daarom leidt dit onbehagen van onbepaaldheid volgens Nietzsche zelfs tot de geboorte van de religie en de metafysica, het geloof in een wereld ‘achter’ de onze waarin alles zijn juiste plaats en bestemming heeft. We geloven er nog steeds in, die wereld achter de onze, we hebben alleen de Goden van weleer vervangen door nieuwe. Sterrenbeelden, gezinsstructuren, wetenschappelijke theorieën, tarotkaarten, neurologische labels, seksuele voorkeuren, het zijn allemaal manieren om ons concrete, unieke bestaan in een structuur te gieten die haar ontdoet van haar uniciteit en onherleidbaarheid. Ik gedraag me zo omdat ik (X en Y) ben. Dit is mooi omdat het door (X en Y) is gemaakt. Het voelt veilig en comfortabel om onszelf op die manier te verloochenen, het is een begrijpelijk reactie op de open en chaotische realiteit waarin we ons bevinden. Maar het blijven illusies, want aan het einde van de dag staan we er allemaal toch echt alleen voor. In onze universele concreetheid.

 

Bronnen

 “Ray Fuego: ‘Ook toen ik hiphop maakte was ik punker. Punk gaat over je hart’”, Volkskrant Magazine van 28 augustus 2025

 

Stefan Zweig, Schaaknovelle, 1942.

 
 
 

Comments


bottom of page